Refresh loader

Category : Reisblog

Op de boda door Kampala

Overal om me heen zie ik boda’s* links en rechts inhalen, dwars oversteken, door rood rijden, auto’s afsnijden, op de verkeerde weghelft rijden en over de drukke stoepen sjezen. Het is iedere keer weer een hele uitdaging om deel te nemen aan het Oegandese verkeer. We hebben allemaal één gezamenlijk doel: hopen dat we veilig en ongeschonden op de plaats van bestemming aankomen. Als je dacht dat HIV hier doodsoorzaak nummer één was, dan heb je het mis. De meeste slachtoffers vallen in Oeganda in het verkeer, veroorzaakt door ongelukken met de boda’s. Ze zijn overal en hebben overal schijt aan. Vooral aan een mensenleven. Of aan verkeersregels.

Stap ik toch telkens weer op zo’n gevaarte? Ja! En vrees ik iedere keer weer een beetje voor mijn leven? Uiteraard! Zeker omdat ze hier niet aan helmen doen en wel aan vreselijke inhaalmanoeuvres. Maar terwijl ik peentjes zweet, geniet ik ook van mijn dagelijkse tochtjes. Hou ik ervan om rond te rijden en de omgeving in me op te nemen. Te zien hoe het leven in Kampala aan me voorbij raast. Voetgangers die het aandurven over te steken en de raarste kapriolen uithalen. Mannen op boda’s met geiten, een heel gezin, 5 meter lange uitstekende ijzeren staven, glazen wanden of zelfs een bed. Ik kijk mijn ogen uit. We sjezen over zandweggetjes vol gaten in de weg, terwijl het zand zich een weg naar mijn gezicht en ogen baant, mijn haren verwilderd in de wind. We passeren lokale markten met kleedjes vol opgestapelde tomaten, gesneden stukken sugarcan en speakers waar keiharde Afrikaanse hits doorheen galmen. Kinderen zonder kleren aan, mannen die vriendschappelijk hand in hand lopen en vrouwen met prachtige jurken aan. Iets verderop herken ik de winkels waar buiten alle kleding, bedden en zelfs ligbaden en wc’s uitgestald staan. Netjes in een rij voor de deur. Het is hilarisch. Het is zo anders dan thuis en ik vind het heerlijk.

Nog meer geniet ik van de creatieve namen voor al deze plekken. Holy Jesus and Maria Supermarket! Maria Cartridge Heaven of BAM, het tankstation. Meeste plezier had ik met het Cheap Quality Food Restaurant. Ik betrap me er telkens weer op dat ik onbewust aan het grinniken ben als we door de straten van Kampala sjezen. Als ik afstap, proberen ze me USB-sticks, jackfruit en dikke winterjassen aan te smeren. Iedereen roept “mzungu” (blanke) naar me en wil iets van me. Kindjes zwaaien, mannen flirten, vrouwen raken me in het voorbijgaan terloops aan. Terwijl ik mijn kleur toch niet echt eer aandoe.

Vergeleken met de mensen hier zie ik eruit als een blanke zwerver. Met mijn wijde broeken en mijn pluizige haar. Rode huid van de zon, klamme shirtjes, m’n tas hysterisch tegen mijn lijf gedrukt. Vreselijk. Als jullie dit lezen, lieve Afrikanen: het spijt me. Ik baal ook van deze fashion flaters, deze ietwat beschamende representatie van de mooie, zelfverzekerde Westerse vrouw. Thank god dat er nergens spiegels zijn. De Afrikaanse vrouwen dragen gewaden van prachtige stoffen, kleurrijke strakke jurken, mantelpakjes en ware kunstwerken op hun hoofd. Hun haren zijn gevlochten op de meest creatieve manieren. Een genot om naar te kijken. Ze ruiken lekker en zien eruit alsof ze naar een feest gaan. Niet alsof ze zomaar op straat lopen, zoals die verwilderde Westerse nomaden die totaal de weg kwijt lijken te zijn.

Gisteren ging ik een drankje doen met een Oegandese kennis. Ik had mijn nieuwe Afrikaanse rok aan, oorbellen in, parfum op. Nagels gelakt, mijn haar in een nette knot. Ik kon er zowaar mee door. Ik liep naar een boda toe en de driver keek me goedkeurend aan. “You look very smart,” antwoordde hij met een lach. Ik wist niet wat ik hoorde! Zelfverzekerend ging ik achterop zijn brommer zitten, klaar voor een nieuw tochtje. Met een grote glimlach en slechts één gedachte: Gelukkig, er is nog hoop voor me.

* boda boda = een scooter

Je kunt wél een verschil maken

Ik word altijd supergelukkig van cheesy filmpjes op Facebook en Youtube. Van die verhalen over honden die hun baasje maanden gemist hebben en erop af rennen. Stoere mannen die iets liefs doen voor hun dochter (of vrouw, smelt) of kinderen die in hun pure onbevangenheid bij een eenzame opa gaan zitten en beginnen te kletsen. Zo’n instant feelgood moment. Of een geit en een katje die vrienden worden, baby’s die gekke bekken trekken in de camera of een rijke vent die het roer omgooit en een hondenshelter begint. Ik kan daar zo’n warm gevoel van krijgen, dat ik achter mijn laptopje helemaal zit te kicken van blijdschap. Het liefst ren ik dan naar buiten om iedereen een knuffel te geven. Of word ik een soort van hyper en krijg ik 100 ideeën om de wereld een betere plek te maken, liefde te verspreiden en te prediken voor een wereld in peace. Dat idee.

“I was always wondering why somebody didn’t do something about that. Then I realized I’m somebody.”

Dus vertrok ik een maand geleden weer vol overtuiging naar Oeganda. Om de kinderen daar een lach op hun gezicht te toveren. Om ze plezier te laten maken en ze hopelijk voor een moment te laten vergeten in wat voor omstandigheden ze leven. Ik had een grote koffer vol spullen bij me. Gedoneerde barbies, lego, vliegtuigjes, schmink, kleurrijke jurkjes en stoere shirtjes. Om uit te delen aan de kinderen in de sloppenwijken. Natuurlijk steun ik het liefste de lokale economie door spullen daar te kopen. Maar een extra koffer met 23 kilo aan gedoneerde spullen kon ik natuurlijk niet laten staan. Ik heb ook een springkussen gehuurd. Die kinderen hadden nog nooit zoiets gezien. Al die blije gezichtjes waren goud waard.

Maar ja… ze hebben ook voedsel nodig. En educatie, kleding, medicatie. Is een springkussen dan wel de juiste keuze? Kun je zoiets wel maken? Ik snap deze lastige afweging, deze gewetenskwestie. Het blijft altijd een moeilijke vraag. Wat kún je doen? Waar ligt je kracht om iets te kunnen betekenen? En kun je überhaupt iets betekenen? Ik geloof van wel. Nee, dat springkussen zal geen verschil maken tussen leven en dood. Hun nieuwe barbies zullen hun buikjes niet vullen en het biedt ze geen educatie waar ze de rest van hun leven profijt van hebben. Maar wat ik hoopte was dat ze zich voor even weer kind konden voelen. Plezier konden maken, konden lachen. Voor even hun zorgen opzij zetten in een voor hun toch uitdagend bestaan. Ik weet dat dat tricky is. Tuurlijk wil ik veel meer dan dat. Het liefste zou ik ze stuk voor stuk willen zeggen dat alles goed komt. Dat ze voortaan iedere dag te eten hebben, hun familie nooit weg zal gaan en ze later kunnen worden wat ze willen. Dat het allemaal beter wordt en ze zich altijd veilig en geliefd zullen voelen. Maar dat kan ik niet.

In plaats van stil te staan bij al die dingen die ik niet kan, focus ik me liever op wat ik wél kan. En in de huidige maatschappij is dat geloof ik al een heleboel. Dus werd het een springkussen. En de kinderen vonden het heerlijk. Uit alle hoeken van de slums kwamen ze aangerend. Verbaasd kijkend naar dat roze gevaarte op de grond dat voor hun ogen vorm begon te krijgen. Vol verwachting gingen ze in de rijen staan waar ze al begonnen te springen en giechelen. Moeders namen hun baby’s mee, knuffelden hun blije kindjes, bedankten me.

Ja, ik ben totaal afgemaakt op social media. Uitgemaakt voor de vreselijkste dingen. Maar weet je? Terugkijkend op die heerlijke dag vol kinderen met lachende gezichtjes, springend en plezier makend, was het dat eigenlijk wel waard.

One smile at a time. Zullen we daar maar mee beginnen?

Auntie, auntie, and me?!

Ik haal de ballon tevoorschijn en begin hem op te blazen. Waar ter wereld ik ook ben, ballonnen doen het altijd goed. Dus ook voor mijn Afrika-avontuur heb ik mijn backpack vol ballonnen gestopt. Ik gooi de opgeblazen ballon de lucht in en zet me schrap voor een gezellig potje ballon meppen. Helaas loopt het anders. Van alle kanten rennen er kinderen op de ballon af. Er wordt wel degelijk gemept, maar niet naar de ballon. Binnen drie tellen worden er her en der klappen uitgedeeld, vallen er kinderen op de grond en rent er een kleuter met de ballon weg. Ik leer al snel mijn eerste les: de kinderen hier zijn arm en willen alles voor zichzelf houden. Delen hoort daar niet bij. Samen spelen met een ballon ook niet.

De dagen erop merk ik wat het gemiddelde speelgoed in dit child center voor kansarme (straat)kinderen wél inhoudt. Favoriet is het blonde barbiehoofd. Daarop volgen de moeren, tandenborstels en plastic voorwerpen die bij voorkeur in de mond bewaard worden. Hetzelfde geldt voor ballonresten, waterdopjes, stukken papier en mijn kwijtgeraakte laptoptoets.

Ik heb besloten mijn speelgoed achterwege te laten en over te gaan op iets anders: mijn creativiteit en enthousiasme. Ik rap en dans erop los, leer Oegandese liedjes, speel basketbaltoernooitjes en zet mezelf met liefde meermaals voor schut (zie rap en dans). Dit heeft enig effect. De kleintjes klimmen op mijn schoot, willen mijn haren vlechten en mijn hand vasthouden. Dezelfde hoeveelheid kinderen probeert mijn teennagels eruit te trekken, me te knijpen tot mijn witte huid rood ziet of met vlakke hand in mijn gezicht te slaan. Ik probeer aardig te blijven, maar dat levert weinig op. Dus als de vijfjarige Anita me voor de derde dag op een rij heel hard knijpt, pak ik haar arm stevig vast en knijp ik keihard terug. Ze kijkt me verbaasd aan en wrijft over haar pijnlijke arm. Vervolgens lacht ze respectvol naar me en houdt sindsdien haar handen thuis.

Ook andere kinderen vechten letterlijk voor wat aandacht. Ze meppen elkaar in elkaars gezicht voor een plekje naast me of op mijn schoot. Ze trekken potloden en papier uit elkaars handen. Gisteren las ik een boek voor aan wat kinderen. Very peaceful, al zeg ik het zelf. De vierjarige Isaac kwam aangelopen en wilde meedoen. “Auntie, auntie, and me?!” zei hij verontwaardigd, terwijl hij zich ruw door het groepje kinderen heen wurmde en op het hoofd van een kind ging zitten. Het meisje begon heftig te krijsen en een andere kleuter haalde flink uit naar Isaac. Isaac sloeg keihard terug en wist vervolgens niet hoe snel hij weg moest komen. Terwijl ik Zainebo aan het troosten was en over haar hoofdje wreef, zag ik nog net een glimp van Isaac. Schaterlachend huppelde hij de hoek om – met een grote glimlach een laatste keer achteruitkijkend naar zijn achtervolger.

Kinderen en Afrika; het gaat nog een hele uitdaging worden. Maar weet je wat?

Challenge excepted!

De Afrikaanse kijkwijzer

We zitten met zijn allen in de gezamenlijke ruimte. Met vijftig kinderen gezellig op elkaar gepropt op de harde vloer. Het schokkerige beeld op TV vertoont met enige vertraging een spannende fantasy film. Een TV gedoneerd door een Noor. Hij vond het na vier dagen vrijwilligen welletjes geweest, maar liet wel een groot cadeau achter. Het monotone geluid galt uit de speakers. Kwaadaardige slangen groeien uit een hoofd, mannen veranderen in vuurspuwende monsters en de hoofdrolspelers bewerken elkaar met zwaarden en zwepen. Ik hou mijn hart vast, zeker omdat er kinderen van 4 meekijken. Ze lijken echter allemaal niet erg onder de indruk. Een pedagogisch stemmetje in mijn hoofd fluistert dat ik een andere film op moet zetten. Hier krijgen ze vast nachtmerries van. Mijn aangepaste Afrikaanse stemmetje roept terug dat deze kinderen van de straat komen en vast wel wat ergers gewend zijn. Lekker afkijken die film.

Zaina zit met haar kapotte prinsessenjurk op de grond. Ze heeft een groot bord rijst met bonen op haar schoot. Bij iedere hap draait ze haar handje behendig door de beperkte hoeveelheid saus en stopt hem in haar mond. Vervolgens zuigt ze tevreden alle saus op en gaat dan verder met de bonen. Met een half oog kijkt ze naar het scherm. Het bebloede monster op TV brengt haar niet van haar stuk. Ze kijkt alsof ze naar Bob de Bouwer zit te kijken en focust zich dan weer tevreden op haar eten.

De achtjarige Melinda kijkt met grote ogen naar het scherm. De rondvliegende lichaamsdelen doen haar niet veel, maar bij de aanblik van een paar ontsnapte ratten houdt ze verschrikt haar handen voor haar ogen. Ik geniet van alles wat er om me heen gebeurt. Het is een stuk drukker in de ruimte dan bij een gemiddelde Disney film. Vooral de oudere kinderen zijn in hun element. Genieten van al dit geweld. Ze schenken me goedkeurende blikken. Eindelijk wat echte actie, zie ik ze denken. Als de kinderen in een luid gelach uitbarsten, kijk ik snel weer naar het scherm. De held van de film heeft het afgehakte hoofd van een kwaadaardige heks in zijn hand. Ze rolt met haar ogen en er komen allemaal lichtflitsen en enge insecten uit haar hersenen. De kinderen –met name de kleuters- vinden het hilarisch en klappen in hun handen. Voor de eerste keer valt er geen enkel kind in slaap.

Ik kijk de andere vrijwilligers aan en geef ze een knipoog. Ik weet wat ze denken. Wat we allemaal denken. Deze film was niet geheel volgens Kijkwijzer protocol. Verre van zelfs. Maar een ding is zeker: deze avond gaat de boeken in als een Erg Geslaagde Avond. Een avond samen.

Follow by Email
Facebook
Pinterest
Instagram